Kerk geschiedenis

Op de plaats waar de huidige kerk staat, hebben naar alle waarschijnlijkheid eerder drie kerkgebouwen gestaan. Voor de tweede en derde kerk zijn daarvan bewijzen.

In de achterliggende jaren heeft de Stichting zich ingespannen om gegevens te verzamelen over de eerste twee bedehuizen, met de bedoeling om de bevindingen te ‘vertalen’ naar afbeeldingen, zij het dat de uitkomsten door het verloren gaan van essentiële informatie tot stand zijn gekomen met een aantal aannamen. Dat geldt zeker voor de eerste (boerderij)kerk. Beide gebouwen dateren van vóór de Reformatie. Als startpunt van de Reformatie wordt traditioneel het jaar 1517 aangehouden, wanneer Maarten Luther zijn 95 stellingen  bevestigt aan de deur van de slotkerk te Wittenberg .

Omdat de Sint Adelbertabdij van Egmond bij de verspreiding van het christelijke geloof ook in het noordelijke deel van de Zaanstreek een doorslaggevende rol heeft gehad, is geprobeerd daar gegevens over de eerste kapel van Krommeniedijk en de tweede kerk te vinden. Helaas zijn deze pogingen op niets uitgelopen.
De Sint Adelbertabdij is de oudste abdij van Holland. Hij werd gesticht door Graaf Dirk I van Holland aan het begin van de 10e eeuw. De abdij ontwikkelde zich in de Middeleeuwen tot een belangrijk religieus en cultureel centrum in Holland. In 1573 werd de abdij op bevel van Willem van Oranje verwoest door de watergeuzen onder aanvoering van Diederik Sonoy. Als gevolg daarvan gingen belangrijke stukken over de vroegste geschiedenis van het kerkelijk leven in Krommeniedijk verloren.

Over de eerste kapel en de tweede kerk, is dus weinig meer bekend dan wat er in een document uit 1461 staat:
“Matthijs Dirksz., seepzieder, aen Heer Hendrik of de Capeldienaar heeft gemaekt een gedeelte van de renten van een stuk lants (…), ten delen aan de Capelle van Crommeniedijk, ten delen aen den Priester en ten delen aen den armen besproken hebben (…). Dit geschiede int Jaer ons Heren Duizent vier hondert, een en sestig (…)”. Of dit stuk nu gaat over de eerste kapel
of over de laat-gotische kerk (zie hierna) is niet bekend.

 

Het Oer-IJ domineerde onze streek
Ruim tweeduizend jaar geleden lag er aan de kust van Noord-Holland een fascinerend landschap met strandwallen, kwelders, geulen en kreken.
Het Oer-IJ stroomde er. Een machtige waterloop die het uiterlijk bepaalde van het hele kustgebied tussen Alkmaar, Haarlem en Amsterdam. Het was de meest noordelijke vertakking van de Rijn die via een delta ter hoogte van Castricum in de Noordzee uitmondde. In deze delta overleefden onze verre voorouders.
Nadat, aan het begin van onze jaartelling, de monding van het Oer-IJ bij Castricum zich sloot, verzoette het achterliggende land en ontstonden enorm vruchtbare weidegronden waar zich talloze boeren vestigden.

 

Onze streken in 900 na Christus

Heel Noord-Holland stond onder invloed van de Zuiderzee. De bewoners in het Oer-IJ-gebied hadden zich in de voorgaande eeuwen teruggetrokken in de duinen en op de strandwallen. Het land in de voormalige delta was te nat geworden en er groeide overal veen. Stuivend duinzand dwong de kustbewoners echter op zoek te gaan naar andere gebieden. Vanaf de tiende eeuw zochten zij hun heil in de ontginning van veengebieden, zoals de Zaanstreek.  

De loop van het Oer-IJ is nog herkenbaar evenals de strandwallen van Uitgeest en Akersloot. Op het rechter deel van de kaart het Alkmaarder- en Uitgeestermeer en het veenweidegebied (roze) van de Zaanstreek, met daarin de wateren Crommmenije, Noorderham en Zuiderham. De rode punten geven de nederzettingen aan.

Boerderijbouw eeuwenlang ongewijzigd…

De eerste bewoners van onze streek waren veehouders. Zijn ontgonnen het
gebied door het te ontwateren met spui-sytemen.
Als bouwmateriaal voor de boerderijen werd het ter plaatse beschikbare materiaal toegepast. Riet voor de daken, wilgen- en elzenhout voor de
wanden en klei voor afdichting. Voor de palen van de centrale (dragende)
2 palenrijen gebruikte men hout van bomen (eiken en beuken) die op de strandwallen groeiden.

De boeren in het veenweidegebied bouwden hun boerderij zelf. Zoals de Noordhollandse stolp steunt op de 4 stijlen van het vierkant, was de boerderij aan het begin van onze jaartelling opgetrokken vanuit 2 rijen palen waarop het gehele dak rustte. Evenwijdig aan de 2 rijen palen stonden de palen, die de buitenmuren vormden. De buitenmuren waren niet dragend. Een boerderij uit het jaar 1200 verschilde nauwelijks van een boerderij van 1000 jaar eerder.

Doorsnede van een driebeukige boerderij. Centraal de ‘zaal’ die ruimte kon bieden aan een groot aantal parochianen.

 

De ‘eerste kerk’ van Krommeniedijk

Zo zou de boerderijkerk van Krommeniedijk er kunnen hebben uitgezien. Jan Deckwitz schetste deze driebeukige boerderij.

Vanuit de parochiekerken op de strandwallen werd, in opdracht van de abt van de Sint Adelbertabdij in Egmond missionair werk verricht ten Oosten van de bedding van het Oer-IJ. Onder andere is bij opgravingen in Assendelft de fundering van een ‘stafbouwkerk’ (Scandinavische bouwstijl) uit het jaar 1000 blootgelegd. Zoals de eerste christenen in Rome voor hun erediensten gebruik maakten van beschikbare, grote gebouwen, gebeurde dat ook in onze streken.
De boerderijen vormden de grootste gebouwen voor het houden van de eredienst. Het is niet bekend wanneer door priesters van de moederkerk uit het nabijgelegen Uitgeest, de kapel, gewijd aan de Heilige Petrus Banden, is gesticht. Aangenomen wordt, dat dit is gebeurd in het midden van de 13e eeuw.
De bevolking in het gebied was sterk gegroeid nadat (in 1280), op last van Graaf Floris V, dijken werden aangelegd, waaronder de Westdijk.

Vóór de bouw van de kapel op de Crommeyerdyck bezochten de bewoners daarvan de kerk in Uitgeest. Dat was een flinke reis door weer en wind. Eerst de oversteek over het water van de Cromme Ye, dat toentertijd ongeveer 200 meter breed was, naar het verlengde van de Aagtendijk, nu de Lagendijk. Vervolgens een voettocht over die dijk, die in regenachtige tijden behoorlijk modderig kon zijn, naar de kerk in Uitgeest. Dat Krommeniedijk meer gericht was op Uitgeest dan op Krommenie blijkt uit het feit dat toen de Sint Nicolaaskapel in Krommenie zich in 1400 afscheidde van de moederkerk in Uitgeest, Krommeniedijk onder de parochie Uitgeest bleef vallen. Uit deze tijd (26 juni 1463) stamt ook een document waarin sprake is van “twee sluysen tot Wtgeest, die ene gelegen in Cromeniersdijck ende die andre bij de molen tot Wtgeest voersegt, welke sluysen tot dese dage toe bewonden hebben die kerckmeysters aldaer, ter kercke behoef”. De kerkmeesters uit Uitgeest bezaten dus de visrechten bij de sluis te Krommeniedijk.

Detail van een kaart uit 1575, gemaakt door Joost Janszoon Beeldsnijder. Beeldsnijder had de kaart vervaardigd in opdracht van de Spanjaarden, omdat zij graag een overzicht wilden krijgen van het waterrijke gebied. Om te ‘kerken’ in Uitgeest moesten de Krommeniedijkers de 200 meter brede Crommenije oversteken…

 

Kapellen van Krommenie, Krommeniedijk en Busch en Dam werden na hun stichting nog geruime tijd bediend vanuit de moederkerk in Uitgeest. Communicanten van de kapellen in deze plaatsen werden (tot de zelfstandigheid) tot de moederkerk gerekend. Krommeniedijk had dus aanvankelijk geen eigen priester. In 1472 wordt nog vermeld dat de kapelaan uit Uitgeest op zon- en feestdagen de Heilige Mis las in de kapel van Krommeniedijk. Het is onbekend wanneer is begonnen met de bouw van een groter kerkgebouw.
De boerderijen werden op terpen gebouwd. Het is aannemelijk dat de eerste kerk op de plaats stond, waar ook de volgende 3 kerken werden gebouwd.

 

De laatgotische, tweede kerk (ca. 1480).

Door de groeiende bevolking voldeed de boerderijkerk niet meer en werd een grotere kerk gebouwd. Aan de hand van meerdere aanwijzingen werd een schets gemaakt van die kerk. Het gebouw komt qua uitvoering overeen met de Nicolaaskerk van Krommenie. Hier predikte pastoor Cornelis Pieterszoon reeds vanaf 1520 zijn ‘hervormde’ geloof.

Lang heeft de grote kerk niet mogen bestaan, want tijdens de Tachtigjarige Oorlog is deze verwoest door de Spanjaarden (veelal Duitse en Waalse huurlingen).

 

 

Verwoesting van de laat-gotische kerk onderdeel van een groter ‘plan’…

 

Het waren spannende tijden aan het begin van de 80-jarige Oorlog (1568 – 1648). Van 21 augustus tot 8 oktober 1573 vond het Beleg van Alkmaar plaats. Nadat, op last van Willem van Oranje de dijken rond de stad waren doorgestoken trokken de Spaanse troepen zich terug. Alkmaar ontzet!
Om het oprukken van Spaanse troepen te belemmeren, werden de Abdij van Egmond en het kasteel van Egmond in 1573 verwoest door de troepen van de geuzenleider Diederik Sonoy.

 

Spaanse troepen, voornamelijk bestaande uit huurlingen, op weg naar de Slag op de Mookerheide (14 april 1574), trokken ook door onze streken.
Op 19 februari 1574 belegerden Spaanse troepen uit Assendelft en Uitgeest de dorpen Krommenie en Krommeniedijk en verwoestten daar de huizen, kerken
en molens.
Krommeniedijk was door bevriezing van de wateren rond het dorp voor de troepen over het ijs bereikbaar geworden. Veel dorpelingen verloren het leven tijdens de gevechten die slechts 3 uur duurden.

 

Op de ruîne van de verwoeste kerk werd van de bruikbare delen een aanzienlijk kleiner bedehuis gebouwd: de derde kerk.

Detail van een kaart uit 1683, gemaakt door Johannes Dou in opdracht van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland. Op deze kaart zijn onder meer Voorwoude en Uitgeesterwoude aangegeven, en is te zien dat er ten Zuiden van de kerk huizen stonden..

 

Zowel Voorwoude als Uitgeesterwoude behoorden officieel tot Uitgeest, maar de bewoners kerkten op Krommeniedijk, omdat geen van de gehuchten een godshuis bezat. Bovendien moest, om in Uitgeest of Markenbinnen te komen, een breder water worden overgestoken dan de sloten van de Woudpolder

 

De derde kerk door C. Pronk getekend in 1728                         

Op de tekening van C. Pronk zijn de restanten van de oude kerk zichtbaar.

 

Haast letterlijk uit de as van de vorige kerk, verrees een nieuwe. Dit kerkgebouw was echter veel kleiner dan het vorige. Wellicht was geldgebrek een reden, of het feit dat de kerk inmiddels met twee afsplitsingen te maken had gekregen. De bewoners van Krommeniehorn, of ‘De Horn’ (het gehucht dat nu het oostelijk deel van het dorp vormt, van de Indijk tot de Uitweg) behoorden tot de parochie van Krommenie. Pas in 1875 is Krommeniehorn kerkelijk (wat de hervormde kerk betreft) bij Krommeniedijk gekomen. De bewoners van Voorwoude en Uitgeesterwoude, buurtschappen in de Krommenieër Woudpolder, kerkten wel in Krommeniedijk.

Op 12 december 1747 werd die kerk tijdens een zware storm zodanig beschadigd, dat men besloot een nieuwe kerk te bouwen. 

 

De vierde kerk (1755)                                                                           

Bijna 7 jaar nadat een zware storm de kerk zodanig had beschadigd dat veilig ‘kerken’ niet meer mogelijk was, werd in 1754, onder leiding van Frederik Bak, definitief besloten tot de bouw van een nieuwe kerk.
Op 20 januari 1755 werd begonnen met de afbraak van de oude kerk, waarna op 26 mei 1755 de eerste steen werd gelegd door Cornelis Bak.
Op 17 september 1755 (!) werd de inwijdingsdienst geleid door Ds Lambert Twisker, de eerste predikant.

De huidige kerk is opgetrokken in laat-renaissancestijl en heeft drie aanbouwen:
aan de zuidzijde de consistoriekamer en aan de noordzijde de stookruimte en het vroegere kerkportaal (oostelijke aanbouw) dat nu ook dienst doet als ‘rolstoelingang’.

Aan de zijkant van dit portaal bevindt zich het ‘dodemanspoortje’. Vroeger werd deze deur gebruikt bij begrafenissen. Het stoffelijk overschot ging via de hoofdingang de kerk in en werd daarna, via het dodemanspoortje, naar de
begraafplaats gedragen. De huidige ingang van de kerk, aan de westzijde, is in 1942 aangebracht.

Binnen, onder het houten tongewelf, ontbreken de trekbalken.
De dakconstructie heeft de vorm van een omgekeerd schip. Dit is wellicht een verwijzing naar de vroegere scheepsbouw in Krommeniedijk.

 

Funderingsonderzoek in 1982
en uitgangspunten voor de schetsen van de tweede kerk

  1. Een ‘nest’ heipalen (ca 2,5 x 2,5 m) werd vóór de huidige kerk aangetroffen.
    Dit duidt op de fundering van een toren.2. Deel van muurresten, bestaande uit kloostermoppen, zuidelijk van het
    palennest, duidt op een inpandige torenfundering.3. Rij heipalen ten zuiden van de steunberen van de huidige kerk. Door
    architect Jb. Schipper als vermoedelijke fundering van vorige kerk
    aangewezen (lijn C).4. Afstand tussen lijnen B en C geëxtrapoleerd naar het Noorden tot lijn A.5. Volgens kerkhofbeheerder van Zaanstad bevinden zich tussen de lijnen
    A en A’ funderingsresten waardoor in dat gebied geen graven gedolven
    kunnen worden.

    6. Vanaf lijn D is begraven mogelijk.

    7. Opgegraven stuk van een raampartij duidt op gotische bouwstijl.

    8. Tekening van C. Ponk uit 1728 van de 3e kerk toont ‘oude muragiën’ achter
    die kerk.

    9. De oude muren geven een indicatie van de hoogte van de kerk.

 

 

De punten 8 en 9 in beeld

Bronnen:

‘Krommeniedijk en zijn kerk’. Dr. R. Boeke. 1950.

‘De dubbele bodem’,
verkenningen op en onder het maaiveld van de Zaanstreek, F.D. Zeiler e.a. 1998.

‘Het land van Hilde’,
Archeologie in het Noord-Hollandse kustgebied. Provincie Noord-Holland, 2006.
C. Dekkers,G. Dorren en R. van Eerden.

‘Natuuratlas Zaanstad’. Stichting Natuur & Milieu Educatie. 2012.
R. van ’t Veer, T. Kisjes en N. Sminia.

Samenstelling:

  1. Deckwitz, Uitgeest
    W. Dobber, Krommeniedijk; 2014